Nederigheid maakt je blij!
Nederigheid – de moeder van alle deugden
In de wetenschapsbijlage van het NRC van 4 januari 2014 schrijft Ellen de Bruin: ‘Nederigheid is niet hetzelfde als gebrek aan zelfvertrouwen. De nederige mens kent zichzelf en staat open voor nieuwe inzichten. En hij is niet bang om af te gaan.’
Ik sluit mij met overtuiging bij de auteur aan. Nederigheid houdt het evenwicht tussen narcisme en depressie.
Een narcist is geobsedeerd van zichzelf. Veelal egocentrisch tot zelfs egoïstisch, dominant, ambitieus en een gebrek aan empathisch vermogen. ‘Het ego van narcisten is heel gemakkelijk te kwetsen, en ze zoeken dan ook voortdurend reparerende bevestiging’, schrijft Ellen. Ze vervolgt: ‘Narcisten hebben ook geen duidelijk beeld van hun goede en slechte eigenschappen. Ze blazen hun positieve eigenschappen op en geven anderen de schuld van hun fouten.’ Er is bij deze geesten geen ruimte voor het ‘andere’; het zelfbeeld barst welhaast uit hun bewuste. Ze zien niets, ze horen niets, ze ruiken niets, ze voelen niets, enkel hun eigen ideaalbeeld. Is dat beeld aan erosie onderhevig of komt het niet tot volledige wasdom, dan verpietert de geest van de narcist. Hulp is aan dovenmans oren, want ze zijn geheel van hun omgeving vervreemd. Reddeloos verloren! Onderworpen aan de apathie van de narcistische paradox: naar buiten stralen ze zelfvertrouwen uit, onderhuids is er weinig gevoel van zelfwaarde.
‘Een gebrek aan zelfvertrouwen is een kenmerk van de depressieven’, schrijft Ellen. Met hun somberheid en neerslachtigheid zijn ze de tegenpolen van de narcisten. Het gevoelsleven wordt gekenmerkt door zorgen en verdriet; het risico bestaat dat ze uit het leven stappen. De stemmingswisselingen leiden tot een vervlakking van het observatie- en onderscheidend vermogen en tot een reductie van het empathische inlevingsvermogen. Gaat het fout in hun leven, dan wordt de oorzaak aan de omstandigheden verweten. Het is hen overkomen.
Nederige mensen kennen zichzelf goed en nemen zelf de verantwoordelijkheid als ze dingen verkeerd doen. Ze hebben niet de nijging zichzelf op te poetsen dan wel neer te halen. Ze zijn tevreden en content met wie ze zijn en wat ze kunnen. Hun maatschappelijke en sociale ontwikkeling houdt gelijke tred met hun welzijnsbevinding. Ze hebben een accepterend zelfbeeld. Dat werkt twee kanten op: innerlijke acceptatie van wie ze zijn en een uiterlijk optreden die de wereld laat zien dat ze blijmoedig zijn. Vanuit die kracht ontstaat er een evenwicht tussen aandacht aan jezelf en aandacht voor al het ‘andere’.
Ellen schrijft: ‘Nederigheid biedt de nodige ruimte in hun geest om oprecht blij te zijn als het goed gaat met andere mensen.’ Ik sluit geheel aan bij deze uitspraak. In termen van CpluzC: de contente en coulante mens!